Print blogartikel
Blog inspiratie
‘Steeds meer gemeenten zijn met duurzaamheid bezig en dat inspireert’
Zes jaar geleden was de Provincie Noord-Brabant medeoprichter van INDUSA. Via dit samenwerkingsverband helpen gemeenten, provincie en bedrijven elkaar om die duurzame keuzes te maken. Waar staat INDUSA nu? Wat kunnen andere regio’s van hen leren?
17 januari 2025 | 4 minuten lezen
Het verduurzamen van de grond-, weg- en waterbouw (GWW) vraagt om een heel andere manier van denken en werken, weten ze in Brabant. Maar dan ook van íedereen. Dus van bestuurder tot wegbeheerder en van inkoper tot aannemer. Daarom was de Provincie Noord-Brabant zes jaar geleden medeoprichter van INDUSA. Via dit samenwerkingsverband helpen gemeenten, provincie en bedrijven elkaar om die duurzame keuzes te maken. Met uitleg over handige tools, het delen van kennis en het organiseren van inspirerende bijeenkomsten. Een succesvolle aanpak, want steeds meer professionals en organisaties gaan mee in die beweging. Waar staat INDUSA nu? Wat kunnen andere regio’s van hen leren? En wat staat er nog meer op het programma?
Dat bij het interview drie collega’s van de Provincie Noord-Brabant zijn aangeschoven, is al veelzeggend. Het zijn Carla Vosmaer (adviseur verduurzaming infra), Sander Koster (communicatiespecialist) en Remco de Jong (inkoper duurzame infra). Ieder op hun eigen wijze betrokken bij INDUSA. Het laat direct zien dat de provincie graag tijd steekt in deze samenwerking en het stimuleren van duurzame aanbestedingen en projecten. Niet voor niets is deze provincie al vijf keer op rij uitgeroepen tot de meest duurzame aanbesteder van Nederland. Ja, dat zegt toch iets.
De Brabantse cultuur is er een van aanpakken, ondernemen en ontwikkelen. Dat zal daar zeker een rol in spelen, denkt Vosmaer. Maar ook aandacht en tijd zijn belangrijke voorwaarden. Dat zie je ook terug bij een initiatief als INDUSA, vertelt ze. ‘Samenwerken gaat ook over samenbrengen. Dus zorgen voor ontmoeting, waarbinnen die kennisuitwisseling kan ontstaan. Daarin trekken we als provincie samen op met gemeenten, ondernemers en partners als Bouwend Nederland Regio Zuid en Bizob. Het idee is wel dat de provincie steeds meer een faciliterende rol gaat spelen en dat gemeenten en andere partners een groter aandeel gaan krijgen binnen INDUSA.’
De provincie neemt een andere rol en gaat vooral helpen om het netwerk te versterken, vertelt Vosmaer. Maar hoe ziet dat er concreet uit?
Vosmaer: ‘We hebben de taken letterlijk meer verdeeld binnen het netwerk. We werken bijvoorbeeld nauw samen met Bizob, het Bureau Inkoop Zuidoost-Brabant. Daar zijn 35 gemeenten bij aangesloten en daardoor kunnen we zowel grote als kleinere gemeenten bereiken. Zo zorgen we er ook voor dat de verantwoordelijkheid niet alleen bij ons als provincie of bij grote gemeenten ligt, maar dat kleinere gemeenten ook zelf actief worden in hun aanpak van verduurzaming. Bovendien helpt het om nieuw bloed in de organisatie te krijgen, wat vaak leidt tot meer dynamiek en energie.’
Uiteraard blijft de Provincie Noord-Brabant wel een belangrijke partner binnen INDUSA. Alleen al in het praktisch ondersteunen van (kleinere) gemeenten bij het verduurzamen van het inkoopbeleid.
De Jong: ‘Op verzoek kunnen we bij gemeenten meekijken bij aanbestedingen en inkooptrajecten. We hebben bijvoorbeeld een kleinere gemeente als Someren geholpen met verduurzamen van aanbestedingen. Daarbij keken we samen hoe duurzaamheid vanaf het begin kon worden meegenomen. Op zo’n moment moet ik zelf ook even graven in mijn geheugen. Zo van: hoe hebben wij dat als provincie eigenlijk aangepakt, toen we zelf net begonnen met duurzaam inkopen? Het is mooi om die kennis en ervaring over te kunnen dragen en zo’n hulpvraag komt gewoon vanuit het netwerk van INDUSA. Er is een lage drempel om ondersteuning en advies te vragen en dat is een goeie zaak.’
Vosmaer vult aan: ‘Ons doel is dat ook kleinere gemeentes leren hoe ze duurzaamheid kunnen integreren zonder dat dit per se extra kosten met zich meebrengt.’ Zo delen we binnen het netwerk ook best practices van gemeenten, zoals Tilburg, Breda, Eindhoven en ’s-Hertogenbosch. Eindhoven deelt bijvoorbeeld via masterclasses ervaringen over hun inkoopmethode rondom duurzaam asfalt en schoon en emissieloos bouwen. Daarnaast spreekt ’s-Hertogenbosch regelmatig over het toepassen van circulariteit in hun projecten en opgaven.’
Voor organisaties die aan de slag gaan met duurzaam inkopen is het belangrijk om eenvoudig te beginnen, vertelt De Jong.
‘Begin klein en wees consistent. Het gaat erom dat je duidelijke eisen stelt en dat je die blijft herhalen. Dus eerst kleine stappen en van daaruit verder. Uiteindelijk wil je bij iedere aanbesteding een zo laag mogelijke CO2-uitstoot, maar je moet ergens beginnen. Bovendien is het belangrijk om opdrachtnemers de tijd te geven om te investeren in die duurzame toepassingen. Als iedere overheid als opdrachtgever iets anders wil, dan wordt het een zoekplaatje. Maar ga je als opdrachtgever voor uniformiteit en continuïteit, dan maak je het voor opdrachtnemers ook aantrekkelijk om met innovatieve oplossingen te komen. Daar besteden we dus ook aandacht aan tijdens INDUSA-bijeenkomsten.’
De grootste uitdaging is om inkopers voldoende tools te geven om duurzaamheid goed mee te nemen in hun aanbestedingen, merkt De Jong.
‘Als je bijvoorbeeld kijkt naar kleinere gemeenten, dan merk je dat ze vaker worstelen met het toepassen van duurzame criteria. Wij ondersteunen hen daarbij, maar het blijft een kwestie van ervaring opbouwen. We zien bijvoorbeeld nog te vaak dat er alleen op de laagste prijs wordt gegund, terwijl er zoveel meer mogelijk is. Daarin moet je opdrachtnemers dus ook ruimte geven om met duurzame alternatieven te komen.’
Via de website en LinkedIn deelt INDUSA regelmatig kennis en informatie over verduurzamingsinitiatieven, vertelt Koster.
‘Dat kan een bericht zijn met specifieke informatie van CROW of BouwCirculair, maar ook over een Brabants project gaan. Communicatie speelt een cruciale rol in het verbinden van de professionals en het zichtbaar maken van wat er allemaal al gebeurt. We moedigen ook aan om met regionale voorbeelden te komen. Testimonials, waarin bijvoorbeeld opdrachtnemers en overheden vertellen over hun ervaringen met duurzame projecten. Die berichten zijn online vindbaar via #INDUSA.’
Vosmaer vult aan: ‘In onze communicatie zie je ook een verschuiving. In het begin probeerden we vooral te overtuigen en te laten zien dat duurzaamheid belangrijk is. Inmiddels zien de meeste mensen dat belang er wel van in. De vraag is nu meer: hoe gaan we dit precies realiseren? Hoe zetten we het om in actie? Hoe kunnen we elkaar daarin ondersteunen? Steeds meer gemeenten zijn met duurzaamheid bezig en dat inspireert. De markt beweegt ook mee. Dat zie je ook landelijk, bij de uitfasering van Hot Mix Asfalt. Daar heeft de asfaltsector zelf het initiatief voor genomen en dat zijn mooie ontwikkelingen.’
Duurzaam aanbesteden vraagt om duidelijk beleid, dat draagvlak heeft bij zowel bestuurders als op de werkvloer, vertelt Vosmaer.
‘Maar we zien dat duurzaam aanbesteden nog niet altijd structureel gebeurt. Daarom is het zo belangrijk dat er helderheid komt over wat duurzaamheid mag kosten en dat er vooraf wordt nagedacht over welke duurzame elementen prioriteit hebben in een project. De sessies en bijeenkomsten die we organiseren, helpen om dat bewustzijn te vergroten.’
Ook de betrokkenheid van de wegbeheerder is cruciaal bij het verder verduurzamen van de infrasector, zegt Vosmaer tot slot:
‘Vanuit INDUSA doen we ons best om ook die kleinere gemeenten te bereiken, waar werkdruk en krappe budgetten een nog grotere invloed hebben op de keuzes. Maar daarnaast gaan we ons extra richten op alle wegbeheerders in Brabant. We willen laten zien dat zij net zo goed verantwoordelijk zijn voor duurzaamheid en dat het niet alleen iets is voor de duurzaamheidsadviseur of beleidsmedewerker. Volgend jaar gaan we bijvoorbeeld kijken hoe we de meest duurzame wegbeheerder kunnen belonen met een prijs of verkiezing. Het is belangrijk dat ook de beheerders zich bewust worden van hun rol en dat we hen helpen om die duurzaamheidsdoelen concreet te maken.’