Blog inspiratie

‘MKI-afspraken geven aannemers en producenten duidelijkheid’

INTERVIEW - Sturen op milieu-impact is in de infra nu nog vrijblijvend. Bij aanbestedingen kunnen opdrachtgevers zelf kiezen in hoeverre duurzaamheid een rol speelt. Door nieuwe regelgeving gaat dit veranderen.
Profielfoto van Redactie CROW
20 september 2024 | 5 minuten lezen

Bij grond-, weg en waterbouwprojecten zijn publieke opdrachtgevers straks verplicht om MKI-eisen te stellen aan het gebruik van beton, staal en asfalt. Dat zijn eisen op basis van de zogeheten Milieukostenindicator - een breed toegepaste methode om milieu-impact uit te rekenen. Sybren Bosch werkt bij adviesbureau Copper8 en adviseerde het Ministerie van IenW over dit nieuwe beleid. Waarom is het zo belangrijk en wat betekent dit voor de dagelijkse praktijk?

Als Nederlanders houden we niet zo van kreten als ‘verplichten’ en ‘moeten’, weet Bosch. Tegelijkertijd hebben marktpartijen behoefte aan duidelijkheid. En dat is precies waar het kabinetsbesluit om draait. ‘Er worden eindelijk heldere keuzes gemaakt waarmee wordt toegewerkt naar eenduidigheid. Zodat iedereen in de sector weet waar hij zich op moet richten en waar hij in kan investeren.’

De nieuwe regelgeving omschrijft Bosch als de volgende stap in de professionalisering van de GWW-sector. ‘Door die vanzelfsprekende keuze voor duurzaamheid maken we de sector toekomstbestendig.’

Naast milieueisen voor gebruik van beton, staal en asfalt stelt de aangekondigde regelgeving ook MKI-eisen verplicht voor de aanbesteding van grote infrastructurele projecten. Wat de definitie is van een ‘groot project’ wordt nog uitgewerkt. Zoals ook de grenswaarden van de MKI-eisen voor beton, staal en asfalt nog niet zijn bepaald. ‘Dat vergt nog een aantal overlegrondes’, verwacht Bosch.

De voorbereiding van de regelgeving kost nog zo’n twee jaar, is de verwachting. Maar de richting is duidelijk: de markt kan aan de slag met verduurzaming. Om de klimaatdoelen en circulaire ambities te realiseren, is het nodig om sterker te sturen op de milieu-impact van aanleg en onderhoud binnen de grond-, weg- en waterbouw.

Sybren Bosch, Adviesbureau Copper8

Bosch ziet ook een duidelijke parallel tussen de thema’s duurzaamheid en veiligheid.

‘Sinds de jaren tachtig is door overheden sterk ingezet op veiligheid. Nu is dat geen dilemma meer. We zeggen niet: Doe het maar een beetje minder veilig, als het goedkoper kan. Nee, veiligheid staat voorop. Op dezelfde manier moet duurzaamheid een vanzelfsprekende keuze worden. Want ook dat gaat over veiligheid. Niet onze persoonlijke veiligheid in het hier en nu, maar onze collectieve veiligheid op een gezonde planeet.’

Even terug: hoe is dit kabinetsbesluit tot stand gekomen? En wat is hierin jouw aandeel geweest?

‘Dan begin ik even bij de situatie in de markt. De behoefte aan duidelijkheid vanuit de markt bestaat al heel lang. Want de duurzaamheidsdoelstellingen gelden voor alle opdrachtgevers, maar de manier waarop zij daar invulling aan geven verschilt aanzienlijk. Er zijn koplopers die zelf al jaren MKI-eisen stellen en kleinere opdrachtgevers die nog niet of nauwelijks duurzaamheidseisen stellen. Dat is tot aan nu de stand van zaken.’

Hij vervolgt: ‘Vergis je niet: Nederland telt 375 publieke opdrachtgevers, tegenover een kleiner aantal producenten. Dat lijkt gunstig voor marktpartijen, maar dat is het niet. Want een aannemer heeft met veel opdrachtgevers te maken, die ieder weer andere eisen stellen. Van volledig emissieloos en eisen rondom circulariteit tot aan nagenoeg geen eisen op gebied van duurzaamheid. Dat maakt het voor aannemers en producenten lastig om hun bedrijf in te richten en investeringen te doen, want per opdrachtgever kan de uitvraag enorm verschillen.’

Bosch werkt nu acht jaar bij Copper8 en heeft ook veel kennis over de Burgerlijke- en Utiliteitsbouw. Ook op MKI-gebied zijn er verschillen tussen de GWW- en de B&U-sector, vertelt hij.

‘In de B&U zijn grenswaardes op objectniveau, maar die zijn bij GWW-projecten niet handig. Want daar zorgen allerlei factoren al snel voor grote verschillen. Wat is de locatie, bijvoorbeeld. Bouw je een brug op een zachte ondergrond, dan heb je een zwaardere fundering nodig. Bouw je een brug met een langere overspanning, dan betekent dat constructief wat anders dan een brug die korter is. Grenswaarden voor de milieu-impact voor objecten standaardiseren is dus lastig. Omdat in de infra veel dezelfde materialen worden toegepast – beton, staal en asfalt – ligt het meer voor de hand om daar grenswaarden op te bepalen.’

Het Ministerie van IenW heeft de handschoen opgepakt, vertelt Bosch.

‘Op basis van een advies van het Transitieteam Circulaire Bouweconomie heeft het Ministerie aan Rebel Group gevraagd een plan van aanpak te maken om tot een wettelijke implementatie te komen. De vragen in dat plan van aanpak leidden tot drie deelonderzoeken waarvoor drie verschillende adviesbureaus werden benaderd, waaronder Copper8. Wij hebben bijvoorbeeld gekeken naar de effecten van een sturende MKI en de verschillende varianten. Door andere bureaus is ook gekeken naar de juridische inbedding, de techniek en het toepassingsgebied in de infra. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een beleidsadvies, met daarin zowel het advies om grenswaarden te stellen op materiaalniveau als om opdrachtgevers te ondersteunen om aanvullend te sturen, bijvoorbeeld met circulair ontwerp.

Wat is nu de winst van deze hele operatie?

‘Dat is toch vooral het harmoniseren van wat opdrachtgevers uitvragen bij een aanbesteding. Dus het meer gelijktrekken van de uitvraag richting de markt. Want geen publieke opdrachtgever is hetzelfde. Een heel aantal wil wel iets met duurzaamheid en sturing op MKI, maar weet niet hoe. En een heel aantal heeft er nog niets mee gedaan om de simpele reden dat ze er geen capaciteit voor hebben. Dus het ministerie heeft uiteindelijk gesteld: Laten we het vooral voor alle partijen zo makkelijk mogelijk maken, door landelijk een eenduidige grenswaarde te bepalen.’

Grenswaardes verplicht stellen vraagt om een goede implementatie, weet Bosch.

‘Om een wettelijke grenswaarde in te voeren, moet deze lang van tevoren worden aangekondigd. Dat geeft alle partijen gelegenheid om zich daarop voor te bereiden. Zeker ook de aannemers en producenten. Morgen een nieuwe grenswaarde invoeren is voor partijen niet haalbaar. Maar als je nu een grenswaarde aankondigt voor over een aantal jaar, verwacht ik geen problemen. Zodra je gezamenlijk aangeeft waar marktpartijen voortaan aan moeten voldoen, zullen ze zich daarop richten. Want doen ze het niet, dan missen ze de boot. Alle opdrachtgevers gaan immers diezelfde grenswaardes eisen.’

Ook voor kleinere organisaties hoeft dit geen probleem op te leveren, verwacht Bosch.

‘Op het moment dat die nieuwe grenswaardes bijvoorbeeld zijn verwerkt in de RAW Standaard van CROW, hoef je als organisatie alleen maar uit te vragen wat er in de standaard staat. Dat is wat er nu in de praktijk ook vaak gebeurt. Het wordt een vanzelfsprekend onderdeel van de manier van werken. Ik hoop dat het zo simpel wordt, dat ook kleinere organisaties hier geen hulp bij nodig hebben.’

Overigens zitten er op het gebied van MKI grote verschillen tussen de materiaalstromen asfalt, beton en staal, vertelt Bosch.

‘Het zijn drie andere sectoren met verschillende deeldynamieken. Asfalt is een regionale markt en vrijwel al het asfalt is Nederlands. De betonindustrie gebruikt cement dat nu voornamelijk uit Duitsland en België komt. En het grootste deel van het staal voor de Nederlandse GWW komt bij slechts een paar producenten vandaan. Bij het bepalen van de grenswaardes gaan die verschillen uiteraard een rol spelen.’

Het gaat enerzijds om het vaststellen van de grenswaarde en anderzijds om de aanvullende sturing bovenop die grenswaarde, legt Bosch uit.

‘Die twee moet je wel onderscheiden. De grenswaarden zijn eigenlijk het minimumniveau, wat we tot op heden nooit wettelijk vastgelegd hebben. Maar nu dus wel. Binnen Europese wetgeving zijn er duidelijke regels over wanneer je wel en niet als land minimale prestatieniveaus mag eisen. Vanuit opdrachtgeverschap deze eisen stellen, past binnen de Europese wetgeving. Dus als die minima-eisen straks keurig in de CROW-bestekken zitten, kunnen alle partijen die eenvoudig toepassen.’

Het andere deel is het sturen op verdere verduurzaming.

‘Ik geloof dat in die aanvullende sturing heel veel winst te halen is. En dat zit vooral in het circulair ontwerpproces. Want materialen verduurzamen is een stap, maar minder materialen toepassen is een vaak nog veel grotere stap. Daar is iedere opdrachtgever zelf aan zet. Ik ben ervan overtuigd dat daar nog veel meer winst te behalen is dan bij het inkopen van duurzamere materialen.’

Rondom het werken met MKI-berekeningen hangt nu nog een zweem van ‘moeilijk, moeilijk’, weet Bosch.

‘Ik zou softwareontwikkelaars willen oproepen om die berekeningen en toepassingen via nieuwe software een stuk eenvoudiger te maken. Want dat kan ook, is mijn ervaring. Het moet zo makkelijk worden dat iedere gemeenteambtenaar zelf kan berekenen met welk MKI-referentiecijfer hij gaat werken. Daar hoef je in de toekomst – wat mij betreft – geen ingenieursbureau meer voor in de arm te nemen. Bijvoorbeeld door standaard een MKI-module op te nemen binnen de ontwerpsoftware.’

Tot slot zegt Bosch:

‘Nadenken over duurzaamheid gaat niet over individuele belangen, maar is iets dat ons collectief raakt. Het gaat mij erom dat we de dingen doen die op lange termijn verstandig zijn voor ons allemaal.’

Lees hier de volledige versie van het Beleidsadvies Sturende MKI.