Blog inspiratie

‘Zoek die kennis op en ga ermee aan de slag’

INTERVIEW #1- Jan-Willem Grotenhuis, opdrachtgever Smart mobility, Duurzame mobiliteit en Goederenvervoer Provincie Utrecht, blikt terug op Manifest Duurzaam GWW2030.
Profielfoto van Redactie CROW
1 juli 2024 | 6 minuten lezen

Okay, niet alle doelen zijn bereikt. En ja, daar kan je kritische noten over kraken. Maar de uitwerking van het Manifest Duurzaam GWW 2030 is bijzonder positief geweest, vindt Jan-Willem Grotenhuis. Hij werkt nu 3,5 jaar bij de Provincie Utrecht en is opdrachtgever binnen het domein Smart mobility, Duurzame mobiliteit en Goederenvervoer. Daarnaast zat hij de afgelopen jaren in het Regieteam DGWW. Hoe kijkt hij terug? En wat wordt het vervolg? 

Wat was in jouw beleving het doel van het manifest? 

‘Het was een vervolg op de Green Deal. En in de Green Deal was de doelstelling: we moeten het gedachtegoed van Duurzaam GWW echt gaan borgen in de processen van de overheden en alle andere partners in de keten. Dankzij de Green Deal zijn daar goede stappen in gezet, maar je hebt het wel over een transitie. Dus dat doe je niet eventjes in drie, vier jaar. Het manifest kwam daarna en daarmee hebben we doorgepakt op de doelen. Je ziet grote verschillen in hoe ver organisaties zijn gekomen. De een ging van niveau 3 naar niveau 5, om maar eens wat te noemen. De ander van niveau 0 naar 1. Maar je ziet dat steeds meer partijen ermee bezig zijn en aanhaken. Bovendien wordt er veel meer gedeeld over alle inspanningen. Dat zorgt voor een enorme spin-off. Anders gezegd: Duurzaam GWW staat op de agenda, we praten erover, we stimuleren elkaar om op deze weg door te gaan. Dat vind ik de grootste voortuitgang die is geboekt.’ 

Een van de doelstellingen was om duurzaamheid vanaf medio 2024 standaard op te nemen bij aanbestedingen. Is dat gelukt? 

‘Niet bij iedereen, maar ik denk dat er verschillende overheden zijn waar dat inderdaad is gelukt. Overigens is er niet een opdrachtgever die volledig duurzaam en circulair inkoopt. Dat is nog te hoog gegrepen. Maar je ziet wel steeds meer opdrachtgevers die duurzaamheid als een standaard onderdeel beschouwen bij de inkoop. Dat gebeurt bijvoorbeeld binnen mijn organisatie, de Provincie Utrecht. En ja, dan zijn er altijd nog extra stappen mogelijk. Wij willen bij de infra-inkoop bijvoorbeeld nog groeien op circulair gebied. Dat zijn ontwikkelstappen.’ 

Hij vervolgt: ‘In het algemeen kan je concluderen dat de doelen uit het manifest niet zijn gehaald, maar er is wel veel meer energie in gestoken dan voorheen. Na de Green Deal zaten we nog in die beginfase. Het idee van: er moet nog veel gebeuren. Nu voelt dat toch echt anders. Mede dankzij het manifest is er veel meer samenwerking en zijn hulpmiddelen beter onder de aandacht gebracht. Er is iets in beweging gezet dat steeds meer tempo en navolging krijgt.’ 

Er waren maar een paar gemeenten die het manifest hebben ondertekend. Hoeveel waarde moeten we daaraan hechten? 

‘We hebben daar weinig op ingezet. Er is nooit het idee geweest dat er zoveel mogelijk partijen moeten ondertekenen. We zagen al snel dat de drempel best hoog was, ook vanwege de financiële component. Want met die ondertekening draag je ook financieel bij aan de samenwerking; voor veel kleinere organisaties is dat te pittig. Het was voor ons veel belangrijker dat veel partijen ermee aan het werk gingen. Op welke manier dan ook. Daar hebben we steeds de focus op gehad. Zo van: zoek die kennis op, ga ermee aan de slag en maak vooral ook gebruik van de tools die er zijn. Zoals het Ambitieweb en de Omgevingswijzer.’ 

In hoeverre is het gelukt om het gedachtegoed van het manifest verder te verspreiden? 

‘Ik ben daar best tevreden over. We hebben gezien dat er naast het manifest drie belangrijke andere initiatieven zijn ontstaan. Het Rijk heeft een Strategie KCI opgesteld. Die afkorting staat voor Klimaatneutrale Circulaire Infrastructuur. De ambitie is om in 2030 binnen de GWW-sector volledig klimaatneutraal en circulair te werken. Vervolgens hebben de provincies gezegd: Dan maken wij voor diezelfde onderwerpen ook een provinciale strategie. Bovendien is er een convenant gesloten rondom Schoon en Emissieloos Bouwen, waar ook marktpartijen zich bij hebben aangesloten. Die drie initiatieven zijn ondersteunend of aanvullend aan het manifest. Gemeenten kunnen daar ook nog op aanhaken.’ 

Een nieuw manifest is niet nodig? 

‘Nee, wat mij betreft niet. Er zijn inmiddels meerdere structurele samenwerkingsvormen ontstaan waarin dezelfde doelen worden nagestreefd. Dus we kijken hoe we daarbinnen zo goed mogelijk verder kunnen met de doelen uit het manifest. Dan praat je dus niet meer over een convenantperiode van vier jaar, maar dan is het veel meer een structurele samenwerking geworden.’ 

Hoe gaat dit balletje dan verder rollen? 

‘We hopen op een sneeuwbaleffect. Eenvoudig gezegd: laat de koplopers onder de opdrachtgevers uitzoeken wat er mogelijk is, zodat de rest makkelijk kan volgen. Want eerlijk is eerlijk: er zijn nog genoeg overheden die weinig doen om hun infraprojecten te verduurzamen. Daar zijn allerlei redenen voor, maar vaak gaat het over gebrek aan capaciteit en kennis. Daarom zijn er door het hele land roadshows geweest - georganiseerd door CROW - om zoveel mogelijk gemeenten te bereiken met de juiste informatie. Zo van: Dit doen we al, zo werken we, dit kan er allemaal en deze tools zijn beschikbaar. Dus nog veel meer die kennis delen en het zo laagdrempelig mogelijk maken om vanuit het gedachtegoed van Duurzaam GWW te gaan werken.’ 

Hij voegt daaraan toe: ‘Als overheden moeten we dit nog veel meer samen oppakken en gebruik gaan maken van de kennis van koplopers. Daar ligt de potentie voor de komende jaren en daar moeten we aan blijven werken. Dus: iedereen stimuleren om die eerste stappen te zetten. Daarna wordt het makkelijker om ook stap 2, 3, 4 te zetten. Ondertussen kunnen de koplopers doorgaan met hun belangrijke werk. Koplopers hebben de markt eerst uitgedaagd, maar nu komt het aan op eisen stellen. Zo zit iedereen in zijn eigen fase en kunnen we op een verschillend tempo groeien.’ 

Provincie Utrecht was in de afgelopen jaren een van de koplopers bij de invoering van het nieuwe dashboard monitoring DGWW. Hoe staat het daar nu mee? 

‘Het is een leerervaring geweest. Het gaat om een belangrijk thema; het meten van wat je daadwerkelijk bereikt. Dus inzichtelijk maken wat het effect is van duurzame materialen, de inzet van emissieloos materieel, maar ook hergebruik. Hoeveel CO2-uitstoot dring je daarmee terug, bijvoorbeeld. Daarvoor is een model ontwikkeld, maar dat blijkt nog niet helemaal werkbaar in de praktijk. Het huidige dashboard vraagt veel aandacht van een organisatie; het is bewerkelijk en moeilijk bij te houden. We willen graag toe naar een praktisch toepasbaar instrument. Dus daar zit nog een vervolgtraject op. Maar ook dat hoort bij een transitie: niet alle stappen die je zet zijn meteen een succes.’ 

Op welke manier heeft het thema duurzaamheid zich verder ontwikkeld binnen de infrawerken van de Provincie Utrecht? 

‘Voorheen werd bij een aanbesteding gekeken hoe we op gebied van duurzaamheid prikkels konden uitdelen. Pogingen om de markt uit te nodigen met voorstellen te komen. De afgelopen twee jaar is echter hard gewerkt om in de studiefase van projecten die duurzaamheid al meteen mee te nemen. Dus: hoe komen we tot een circulair ontwerp als we kijken naar een wegaanpassing of andere reconstructie. Kan het ontwerp ook anders, zodat we onze materialen opnieuw gebruiken of zelfs besparen op materialen? Pas daarna kijk je wat er nodig is voor de verdere aanbesteding en zoek je ook daar naar circulaire mogelijkheden. Dat doen we dus een stap eerder in het proces; dat begint al bij de studiefase en daarbij betrekken we ook de assetbeheerders. Die denken mee over welke standaard we nastreven.’ 

Kunnen (kleinere) gemeenten zich optrekken aan de kennis die bij de provincies ligt op gebied van DGWW?  

‘In alle bijeenkomsten en overleggen waar we aansluiten, zullen we het als provincie niet nalaten om gemeenten aan te moedigen die eerste stap te zetten. Tegelijkertijd kunnen we als provincie niet een blauwdruk overhandigen, want we hebben meestal een andere manier van werken. Een groot aantal gemeenten hanteert standaard de RAW-bestekken, terwijl provincies de marktpartijen meer uitnodigen om zelf met een voorstel te komen. Gemeenten hebben er vooral baat bij dat CROW op dit moment de RAW aanpast en daarmee de duurzame varianten standaard beschikbaar stelt. Dan werkt het direct door in je primaire processen, in dat wat buiten op straat wordt gerealiseerd. Daar moet het zwaartepunt liggen en dat geldt overigens voor alle overheden.’ 

Wat is je bijdrage geweest vanuit de regiegroep DGWW? In hoeverre is het gelukt wat je je had voorgenomen? 

‘Intern heb ik geprobeerd de collega’s te enthousiasmeren voor de aanpak DGWW. Dat gesprek blijf ik voeren en vanuit mijn rol probeer ik collega’s ook verder uit te dagen. Maar ook extern heb ik in gesprekken regelmatig verwezen naar de aanpak DGWW. Tijdens de Dag van de Circulariteit mocht ik op het podium vertellen over het belang van circulariteit in de GWW. Dat was een dag waar meer dan 400 vakgenoten bij elkaar kwamen voor lezingen en presentaties. Ik vond het mooi om te zien dat er zoveel vakmensen bij elkaar komen om die kennis te delen. Echt hoopgevend.’ 

Welke wens heb je voor de komende jaren? 

‘Het blijft belangrijk om van elkaar te leren en elkaar te inspireren. We zijn allemaal druk en geneigd om vanuit onze eigen positie te blijven denken. Maar ik merk ook hoeveel energie er loskomt op netwerkdagen en hoeveel behoefte er bestaat om samen te werken. Niet alleen bij overheden trouwens, maar ook bij marktpartijen. Dus daar moeten we op doorzetten. Ook richting gemeenten die nog niet zijn aangehaakt. Dus niet alleen die inhoudelijke focus, maar ook leren inspireren. Dat is ontzettend nodig.’ 

Dit is deel 1 van de drieluik over het einde van het manifest DGWW 2030