Nieuwsbericht

‘We waren blind aan het vliegen’

Interview - Provincie Noord-Holland over Dashboard Monitoring DGWW

Profielfoto van Marco van den Berg
13 maart 2023 | 4 minuten lezen

Duurzaamheid begint niet alleen bij allerlei innovatieve maatregelen, maar vereist eerst inzicht en overzicht, zegt Martijn Weening van de provincie Noord-Holland. En hij kan het weten, want zijn organisatie loopt inmiddels voorop in het monitoren, analyseren en voorspellen van de eigen footprint. Hoe hebben ze dat aangepakt? 

Martijn werkt als expert duurzaamheid bij de provincie Noord-Holland en huldigt het aloude principe van meten is weten. ‘We kunnen die footprint van ons zo goed berekenen en voorspellen omdat we precies weten wat we in beheer hebben.’

  Martijn Weening van de provincie Noord-Holland

Daarvoor heeft Noord-Holland een paar jaar geleden zelf een model ontwikkeld, vertelt Martijn. Het concept is later ook gebruikt voor het nieuwe landelijke dashboard dat Firm of the Future bouwt in opdracht van CROW. Martijn: ‘Als organisatie weten we hoeveel vierkante meter weg we in beheer hebben en weten we ook dat een deklaag elke tien jaar wordt vervangen. Iedere vierkante meter heeft zijn footprint. Op basis daarvan kun je een voorspelling doen. Wij zijn de eerste overheidsorganisatie die op die manier een redelijk compleet beeld heeft van onze footprint. Alles is meegenomen. Van bruggen, sluizen, het gras dat we maaien, bomen in ons beheer, de bermplankjes langs de weg, de belijning, de funderingslagen; noem maar op.’

Footprint van bermplankjes

Het areaal is niet alleen in kaart gebracht, maar ook omgezet in cijfers. Met andere woorden: wat is de totale footprint? Hoe verhouden de verschillende objecten zich tot elkaar?  Martijn: ‘We weten bijvoorbeeld dat bermplankjes langs de weg zo’n vijf jaar meegaan en we kennen de footprint van die plankjes. Ons model rekent uit: wat is gemiddeld genomen onze jaarlijkse impact en wat kunnen we doen om die te reduceren? Als je weet dat een deklaag van asfalt gemiddeld vijf procent bijdraagt aan je footprint, dan weet je ook wat het effect is als je er een milieuvriendelijke deklaag opsmeert. Je kunt precies uitrekenen welke maatregelen je neemt om op een bepaalde footprint uit te komen.’

Waarom heeft Noord-Holland dit zo voortvarend opgepakt? Martijn: ‘Omdat ik vond dat we met z’n allen blind aan het vliegen waren. Ik vergelijk het graag met een tuin die je wilt veranderen, terwijl je eigenlijk niet weet hoe die tuin erbij ligt. Misschien weet je nog net hoeveel tegels er liggen, maar niet wat er verder aanwezig is of wat de omvang is. Dan kun je wel doelen stellen en maatregelen bedenken, maar dan weet je nooit wanneer het klaar is of wat er precies is bereikt.’

Korrelige foto van de tuin

Het is een metafoor voor het verduurzamen van de GWW, zegt Martijn. ‘Er waren allemaal transitiepaden en waardevolle innovaties, maar we wisten met elkaar niet zo goed wat nou het effect was van bepaalde maatregelen. Zes jaar geleden hebben we geprobeerd onze footprints te berekenen, maar dat lukte slechts ten dele. Om bij het beeld van die tuin te blijven: we kregen een hele korrelige foto van de tuin. Het gaf te weinig input.’

Daarna besloot Martijn rechtstreeks aannemers te benaderen met de vraag wat zij voor welk project hadden ingekocht en gebruikt. ‘Dat klinkt logisch, maar bleek bewerkelijk. Aannemers hebben die data niet altijd op een rijtje en heel eerlijk: ze hebben ook niet altijd zin om twee jaar terug te kijken in de administratie.’

Ook werken aannemers vaak met verschillende eenheden. ‘Sommigen sturen je een eindeloze reeks RAW-documenten. En andere aannemers reageren helemaal niet, omdat ze waarschijnlijk denken: 'Het was toch al een verliesgevend project, ik ga daar geen tijd meer in steken.’
Er was dus te weinig informatie om een overzicht te maken. ‘Toen dacht ik: we kunnen het ook anders doen. We weten exact wat we hebben. Wat we niet weten, kunnen we beredeneren. Zoals bij die bermpaaltjes: je weet hoeveel kilometer weg je beheert en je weet om hoeveel meter er een paaltje staat. Dat is een simpele rekensom. Hetzelfde geldt voor de strepen op de weg.’

Vervolgens heeft Martijn het areaal in het programma DuboCalc opgebouwd. ‘Daar hebben we ook tientallen maatregelen aan toegevoegd. Zo van: welk effect heeft deze maatregel, wat zijn de meerkosten en wat is de uiteindelijke opbrengst, bijvoorbeeld omgezet in CO2-uitstoot? Dan heb je – om in de beeldspraak te blijven - een redelijke foto van die tuin gekregen, waardoor je de plannen kunt concretiseren.’

Aanhaken bij landelijk dashboard

Het nadeel is dat zijn model nog niet registreert wat er buiten gebeurt. Martijn: ‘We proberen in overleg met onze opdrachtnemers die data wel te verkrijgen, zodat we precies weten wat er bij de aanleg en het onderhoud gebeurt en wat ze gebruiken. Maar daarin zijn we zeker nog geen koploper. Op dat onderdeel willen we op een later moment graag aanhaken bij het landelijke dashboard van CROW.’

Toch stapt Noord-Holland nog niet over op dat nieuwe dashboard. ‘We vinden het nu nog nét te weinig gedetailleerd. Mijn collega’s willen specifiek weten wat de afzonderlijke elementen bijdragen aan het resultaat. Dus: wat draagt asfalt, beton en zo verder bij aan de hele footprint. Dat je ziet hoe je door andere keuzes die impact kunt verkleinen. Dat zal – naar ik aanneem - in latere versies van het dashboard nog verbeteren.’

Martijn onderschrijft het belang van uniformiteit. ‘Uiteindelijk wil je voor iedereen dezelfde monitoring en dezelfde data-uitwisseling met aannemers. Aannemers vinden het niet fijn als ze steeds weer andere invulsheets of lijstjes krijgen. Dat vraagt om een uniform model.’ Dat ook bij het landelijke dashboard de afzonderlijke objecten de basis vormen, vindt hij bijzonder goed. ‘Het is voor het berekenen van een footprint immers lastig achterhalen hoeveel kilogram asfalt er in het verleden is gebruikt. Als je rekent met de footprint van objecten, dan heb je een behapbare maateenheid.’