Jos van Alphen (Bouwend Nederland) over jaarlijkse ranglijst duurzame opdrachtgevers
Provincie Noord-Brabant bleek begin november voor de vierde keer op rij de meest duurzame opdrachtgever binnen de sectoren Bouw en Infra. Ja, dat is toch een titel om te koesteren. Want kiezen voor duurzaamheid klinkt vanzelfsprekend, maar is nog lang niet gangbaar. Ook dat wees die jaarlijkse ranking door Koninklijke Bouwend Nederland uit. Jos van Alphen werkt daar als adviseur aanbestedingsrecht en vertelt hoe de rangschikking tot stand komt. En ook: waarom.
Jos is vanuit zijn functie betrokken bij Stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra.
Provincie Noord-Brabant bleek begin november voor de vierde keer op rij de meest duurzame opdrachtgever binnen de sectoren Bouw en Infra. Ja, dat is toch een titel om te koesteren. Want kiezen voor duurzaamheid klinkt vanzelfsprekend, maar is nog lang niet gangbaar. Ook dat wees die jaarlijkse ranking door Koninklijke Bouwend Nederland uit. Jos van Alphen werkt daar als adviseur aanbestedingsrecht en vertelt hoe de rangschikking tot stand komt. En ook: waarom.
Jos is vanuit zijn functie betrokken bij Stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra. Die houdt nauwgezet bij hoe er wordt aanbesteed in Nederland. Het aandeel duurzaamheid groeit gestaag, blijkt uit de cijfers. In 2021 werd in 43 procent van de aanbestedingen gegund op duurzaamheid, tegen 37 procent in 2020 en 35 procent in 2019.
Jos vertelt: ‘De lijst is voor de vierde keer samengesteld en we ranken over een periode van twee jaar. Om een eerlijke vergelijking te maken hanteren we een ondergrens van zeven aanbestedingen. Organisaties melden zich dus niet aan, maar wij filteren dat zelf. Dit keer kwamen we uit op 96 aanbestedende diensten’
Met die ranglijst wil Bouwend Nederland duurzaamheid hoger op de agenda van opdrachtgevers krijgen, vertelt Jos. ‘Er is al aardig wat wet- en regelgeving op dat gebied, maar bij het stellen van duurzame eisen in aanbestedingen zijn echt nog flinke slagen te maken.’
Het is een bewuste keuze om alleen de 25 frontrunners bekend te maken. ‘De lijst is er vooral ter inspiratie. Daarom zetten we de uitblinkers in het zonnetje’, vertelt Jos. ‘En jaarlijks nemen we een gemiddelde van hoe de opdrachtgevers onderin de lijst presteren. Ook die groep boekt progressie. Je kunt dus zeggen dat iedereen meer rekening houdt met duurzaamheid.’
Niet alleen grote organisaties maken kans op een hoge score, zegt Jos. ‘Bij onze eerste editie hadden we een mooie derde plaats voor Hollands Kroon in Noord-Holland; een gemeente met nog geen 50.000 inwoners. Maar kijk ook naar Meierijstad in Brabant, ontstaan na een fusie tussen Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel. Deze niet al te grote gemeente staat nu voor de tweede keer op rij op de vierde plaats. Het laat zien dat er echt aandacht is voor duurzaamheid binnen een breed spectrum aan opdrachten.’
Kleinere organisaties hebben doorgaans minder capaciteit voor aanbestedingen, merkt Jos. ‘Als daar ook het aspect duurzaamheid nog bij komt, dan kunnen ze dat vaak niet behappen. Er is geen tijd om zich overal in te verdiepen. Kleinere gemeenten hebben vooral behoefte aan eenvoudige maatregelen om snel impact te maken. Dat er binnen de RAW-systematiek meer aandacht komt voor duurzaamheid juichen we toe: die standaarden kunnen een grote groep gemeenten echt vooruit helpen.’
Kijkend naar die ranglijst is wel een rode draad te ontdekken, vertelt Jos. ‘Bij infrawerken en infradiensten merken we bijvoorbeeld een sterke aandacht voor hóe het wordt gemaakt. Dus: hóe schoon zijn de voertuigen, gereedschappen en het materieel waarmee wordt gewerkt? Ook de CO2-prestatieladder blijft populair, maar die zegt meer over de algehele bedrijfsvoering dan over de prestatie op het specifieke project. Uiteraard weegt het mee, maar je krijgt er minder punten voor.’
Binnen ‘de wereld van asfalt en beton’ merkt Jos veel animo voor het werken met de Milieu Kosten Indicator. ‘Deels als gunningscriterium, maar ook als minimum voorschrift in RAW-bestekken. Bij infrawerken wordt bovendien steeds vaker gevraagd naar een plan van aanpak en het onderdeel duurzaamheid krijgt daar dan een belangrijk aandeel in.’
Opdrachtgevers en werken kunnen nogal verschillen. Het is enigszins appels met peren vergelijken, geeft Jos toe. ‘Maar het palet van een aanbestedende dienst is ook veelzijdig; je zou het een fruitmand kunnen noemen. Van onderhoud tot nieuwe gebouwen en aanleg van wegen; het is een aardig mandje vol. Eigenlijk maakt het type werk niet uit. De vraag is: op welke manier is er getoetst op duurzaamheid? En heel eerlijk: dat moet nog wel wat groeien bij veel organisatie.’
Juist voor opdrachtnemers telt consistentie. Jos: ‘Als je van de opdrachtgever een op de twaalf keer een duurzame uitvraag krijgt, maar die andere keren gaat het tóch weer om de laagste prijs, dan nodigt dat niet uit om op gebied van duurzaamheid een stapje extra te zetten. Investeringen vragen om perspectief.’
Het is bemoedigend dat partijen als ProRail, Rijkswaterstaat en provincie Gelderland al veel gebruikmaken van de Milieu Kosten Indicator, zegt Jos. ‘Ook de stad Groningen doet het in dat opzicht heel goed. Zij hebben een stappenplan om opdrachtnemers mee te nemen in de verduurzaming. Als ondernemer weet je op welk moment je welke horde moet nemen om bij te blijven. Daar zit samenhang in.’
Opdrachtgevers hechten waarde aan hun positie op de ranglijst, merkt Jos. ‘We krijgen ook wel kritische opmerkingen trouwens. Zo gaf de gemeente Rotterdam indertijd aan dat ze veel duurzame materialen beschikbaar stellen aan opdrachtnemers, maar die wegen niet mee in deze ranglijst. Als zoiets speelt, krijgt een partij ruimte om hun verhaal te vertellen, bijvoorbeeld op onze website. Uiteindelijk willen we vooral inspireren; kijk hoe anderen dat aanpakken en doe er je voordeel mee.’