Print blogartikel
Blog inspiratie
‘Vanuit de infra kunnen we de wereld echt een beetje beter maken’
INTERVIEW- Duurzame keuzes maak je al tijdens de ontwerpfase. Hoe eerder, hoe beter, zegt Tobias Strating. Hij kan het weten, want hij leidt het kenniscluster Energie & Milieu bij ingenieursbureau en wegenbouwer Roelofs.
10 september 2024 | 7 minuten lezen
De afdeling van Strating richt zich op het meetbaar maken van duurzaamheid in projecten. Dat begint dus al aan de voorkant en handige tools kunnen helpen bij alle afwegingen, weet hij als geen ander. Zoals de webtool ‘Circulair ontwerp’, die afgelopen zomer is gepresenteerd.
Veel (semi)overheden willen graag verduurzamen, maar pakken het thema te laat op, merkt Strating. Tijdens de inkoopfase, bijvoorbeeld. Of zelfs nóg later. Dat moet anders, weet deze milieuspecialist. Daarom hecht hij ook veel waarde aan de tools die in de afgelopen jaren vanuit de Aanpak Duurzaam GWW zijn gelanceerd. Stuk voor stuk hulpmiddelen bij het maken van keuzes en een goede opstart.
Een van die tools is de interactieve website ‘Circulair ontwerp’, die het Platform CB23 begin juli lanceerde. De webtool ondersteunt ontwerpteams bij het inrichten van een circulair ontwerpproces. Het is een heldere leidraad om de verduurzaming al vanaf het begin van een traject te implementeren, vertelt Strating. ‘Zoiets is niet vrijblijvend, maar juist cruciaal om tot optimale oplossingen te komen.’
Bij Roelofs leidt hij een afdeling die duurzaamheid meetbaar maakt binnen (infra)projecten. Een onderwerp als biodiversiteit, bijvoorbeeld. Maar uiteraard ook thema’s als de energietransitie en de circulaire economie. ‘We doen dus veel met levenscyclusanalyses waarin we de milieu-impact van bijvoorbeeld asfalt of beton meten.’
'De tools van DGWW zijn stuk voor stuk handige hulpmiddelen bij het maken van duurzame keuzes en een goede opstart'
Strating studeerde milieukunde en rolde later de infra in, zoals hij het zelf omschrijft. Hij is lid van het landelijke expertnetwerk Duurzaam GWW. Vandaaruit denkt en helpt hij mee om de Aanpak Duurzaam GWW verder te brengen. Belangrijk missiewerk, vindt hij. Want met name kleinere en middelgrote gemeenten staan nog echt aan de voorkant van die transitie, heeft hij gemerkt. Ondanks alle tools en handreikingen die er al bedacht zijn. ‘Maar ze moeten gewoon ergens beginnen’, weet hij ervaring.
Ook de nieuwe webtool ‘Circulair ontwerp’ is zo’n hulp bij de opstart. Wat is er zo handig aan?
‘Voor alle duidelijkheid: ik ben niet betrokken geweest bij de ontwikkeling. Dus ik ken de tool niet tot in de fijnste details. Maar de tool streeft na dat je duurzaamheid in een vroeg stadium meeneemt in je ontwerp en daar ben ik enorm voorstander van. Te vaak heb ik meegemaakt dat een wethouder of afdelingshoofd pas na het vaststellen van een ontwerp met de opmerking kwam: O, we moeten ook nog iets met duurzaamheid. Dan ben je eigenlijk al te laat.’
Hij vervolgt: ‘Ik heb het wel meegemaakt dat het ontwerp voor een fietspad al was vastgesteld. Er was dus al gekozen voor een asfaltdek en een breedte van 3,5 meter. Op het laatste moment werd gezegd: Doe dan maar duurzaam asfalt, want dan doen we tenminste iets. Dat was echt een gemiste kans. Want je had je vooraf ook kunnen afvragen of dat pad écht wel 3,5 meter breed moest zijn. Met een smaller pad had je veel asfalt kunnen besparen. Dat is niet alleen prijstechnisch beter, maar ook veel duurzamer. Met andere woorden: als je aan de voorkant beter nadenkt over dit soort uitgangspunten, kan je ook duurzaamheid veel beter meenemen in het project.’
Op welke manier helpt die nieuwe webtool daarbij?
‘De webtool helpt om dit soort afwegingen beter te maken. Want je kunt zeggen: een smaller fietspad bespaart niet alleen geld, maar is ook beter voor het milieu. Maar daarmee ben je er nog niet. Want een smaller pad scoort doorgaans minder goed op thema’s als mobiliteit en veiligheid. Dus je moet dat echt afwegen. De webtool brengt in kaart aan welke onderwerpen je kunt denken en neemt duurzaamheid daarin vanzelfsprekend mee. Nogmaals: in de ontwerpfase, in plaats van achteraf als eigenlijk alles al vastligt.’
Hij voegt daaraan toe: ‘Er zijn veel ontwerpkeuzes en uitgangspunten die je mee kunt nemen bij een project. Ook als het gaat om duurzaamheid. Want je kijkt niet alleen naar biodiversiteit, maar ook naar klimaatadaptatie en circulair ontwerp. Tijdens een variantenstudie vergelijk je verschillende ontwerpen met elkaar. Daar horen allerlei vragen bij. Wat is het voordeel van een 3,5 meter breed pad? Wat verandert er als je kiest voor 2,5 meter? Wat is de impact als je kiest voor asfalt, beton of wellicht klinkers? Op welke onderdelen kies je voor hergebruik? Waar kan je elektrisch materieel inzetten? Welk ontwerp past het beste bij de functie van het pad? Wordt het een snelfietsroute? Of is het vooral voor recreatief gebruik? Nou ja, je begrijpt: de reeks vragen is eindeloos. Maar je kijkt dus vanuit verschillende invalshoeken voordat je tot een definitieve keuze komt.’
Komen die vragen nu niet voorbij als een ontwerp wordt gemaakt?
‘Duurzaamheid is nog te weinig ingeburgerd binnen de civiele wereld. Een weg of pad moet vooral veilig zijn en van hoge kwaliteit. Nadenken over CO2-uitstoot en herbruikbaarheid krijgt niet de hoogste prioriteit. Ergens begrijp ik dat ook wel. Er is jarenlang gewerkt vanuit dezelfde civiele uitgangspunten, die heel valide zijn. Maar dat beeld is niet langer volledig. Duurzaamheid hoort gewoon bij die belangrijke afwegingen en daar kan zo'n webtool enorm bij helpen.’
Is de webtool alleen interessant voor een opdrachtgever?
‘Dat is afhankelijk van de contractvorm die een opdrachtgever kiest. Die kan dat voortraject helemaal zelf afwikkelen, maar ook kiezen voor samenwerking met een marktpartij – in de vorm van een Bouwteam, bijvoorbeeld. In dat geval zou je als opdrachtgever en aannemer ook samen de tool kunnen gebruiken.’
Hij geeft als aanvulling: ‘Beleidsmatig willen alle overheden meters maken; energieneutraal zijn in 2030 en circulair in 2050. Maar de verandering binnen organisaties gaat langzaam. Veel hangt af van de intrinsieke motivatie van mensen en het komt vaak aan op persoonlijk leiderschap. Heeft een projectleider iets met duurzaamheid? Wil hij zijn nek hiervoor uitsteken? Dat maakt het verschil. Je moet er een beetje voor willen vechten, want het onderwerp staat niet bij iedereen bovenaan de agenda.’
Dat je binnen organisaties afhankelijk bent van de bereidwilligheid van een projectleider maakt de positie van verduurzaming bijzonder kwetsbaar, merkt Strating.
‘Daar ligt dus ook een bestuurskundig vraagstuk onder. Want welke opdracht krijgt een projectleider mee? Gaat het heel traditioneel om zo hoog mogelijke kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten? Dan zou een projectleider wel gek zijn om er nog een aspect als duurzaamheid bij te slepen. Want daardoor wordt het alleen maar lastiger. Hij moet dus heel gericht de opdracht krijgen om een fietspad, rotonde of weg aan te leggen waarbij zowel tijd, geld, kwaliteit als duurzaamheid een belangrijke rol spelen.’
Een organisatie moet projectleiders stimuleren om die duurzame keuzes te maken, vindt Strating. Nu wordt het veelal gezien als ‘iets lastigs’ dat alleen maar gedoe oplevert.
‘Je kunt zeggen dat de infrasector conservatief is, maar in het algemeen wil de markt graag aan de slag met verduurzaming. Als ik denk aan aannemers en ingenieursbureaus; die willen echt wel. Maar je moet als opdrachtgever wel visie ontwikkelen en de daad bij het woord voegen. Even kort door de bocht: het blijft nu vaak steken in het opstellen van beleid, maar de uitvoering ontbreekt.’
Je krijgt de organisatie sneller mee als je duurzaamheid meetbaar maakt, weet Strating uit ervaring.
‘Op alle niveaus kan je de impact in kaart brengen en laten zien aan collega’s wat het oplevert om een andere keuze te maken. Het zijn de argumenten die nu vaak ontbreken. Nog even terug naar dat fietspad van 3,5 meter breed: je kan gewoon laten zien wat je reduceert aan CO2-uitstoot als je kiest voor een smaller asfaltpad, bijvoorbeeld. Maar denk ook aan biodiversiteit en stikstof; op basis van die thema’s krijg je verschillende varianten die je eerlijk met elkaar kunt vergelijken.’
Daar helpt die ontwerptool dus ook bij?
‘Ja, want je kijkt al in een vroeg stadium naar de milieu-impact van de verschillende ontwerpen. Dat doe je op hoofdlijnen, maar het geeft wel een belangrijk inzicht. Dus zit die impact in de grondstoffen? Of zit die in het transport? Wat is de impact tijdens de aanlegfase? Hoeveel procent hernieuwbare grondstoffen zitten erin? Wat doet dat met de kwaliteit? En verder kijkend: wat is na zoveel jaar, dus na einde levensduur, opnieuw te gebruiken? Of nog zo’n belangrijke: hoe zit dat met de losmaakbaarheid van al die grondstoffen? Hoe eenvoudig kan je die weer opnieuw inzetten bij een volgend project? Je maakt dus een heldere afweging tussen kwaliteit, tijd, geld, duurzaamheid en al dat soort thema’s.’
Bij projecten zijn de kosten uiteraard belangrijk. Maar dat financiële plaatje zit verduurzaming soms onnodig in de weg, constateert Strating.
‘Het is altijd jammer als een duurzame oplossing sneuvelt vanwege de eventuele hogere kosten. Want als je kijkt naar een begrip als total cost of ownership – dus wat je uitgeeft tijdens de volledige levensduur – dan is een duurzame oplossing bijna altijd goedkoper dan een traditionele optie. Tegelijkertijd begrijp ik dat extra kosten aan de voorkant politiek gevoelig kunnen liggen. Bij sommige overheden zie je daarom dat ze die extra kosten dekken uit een speciaal duurzaamheidspotje. Zodat je niet steeds in discussie hoeft over de meerkosten ten opzichte van een traditionele oplossing. Als opdrachtgevers zo’n duurzaamheidspotje in het leven roepen, ontstaat meer ruimte om stappen te zetten, is mijn ervaring.
Hij voegt daaraan toe: ‘Ik vergelijk het vaak met een wasmachine die je thuis aanschaft. Daar geef je soms ook iets meer uit aan een duurdere die langer meegaat en ook nog eens zuiniger is in energiegebruik, minder wasmiddel vraagt en meer van dat soort zaken. Met andere woorden: het is misschien duurder in de aanschaf, maar dat geld verdien je in de gebruiks- en onderhoudsfase weer terug.’
Tot slot zegt hij: ‘Ik denk dat overheden er verstandig aan doen om bij verduurzaming goed te kijken naar de impact van maatregelen. Dus vooral: waar is de minste winst te behalen? Het is prima dat gemeenten en provincies nadenken over andere bekertjes uit de koffieautomaat, maar de grootste milieuwinst maken ze met het verminderen van CO2-uitstoot bij alle infrawerken. Dat verhaal wordt naar mijn idee nog te weinig verteld. Want de infra is niet het eerste waar je aan denkt bij milieu, maar hierin kunnen overheden echt grote stappen zetten. Dat is voor mij ook de reden waarom ik als milieukundige inderdaad voor de GWW-sector heb gekozen. Vanuit de infra kunnen we de wereld echt een beetje beter maken.’
Concrete stappen maken bij het verduurzamen van projecten? Bij DGWW bieden we diverse praktische tools die jou daar stapsgewijs bij kunnen ondersteunen. Kijk voor meer informatie in onze kenniscatalogus!